Algemeen:
Op OLBS de Barkentijn zijn wij sinds schooljaar 2024-2025 gestart met Fides. Fides betekent ‘vertrouwen’. Het is het tweede richtsnoer voor hoe wij samen school willen zijn, hoe we dagelijks met elkaar willen verkeren en wat we belangrijk vinden. Fides is geen methode en ook geen concept of afgebakend gecertificeerd programma. Nee, Fides is een gemeenschappelijke taal, een denk- en handelwijze die zich richt op vergroting van zelfvertrouwen en weerbaarheid van de kinderen.
In de Fides methodiek wordt gewerkt met een aantal symbolen die helpend zijn om kinderen op een simpele, praktische en ‘zichtbare’ manier inzicht te verschaffen in zichzelf en hun omgeving. De principes van Fides worden actief gedeeld met ouders zodat ook thuis dezelfde taal wordt gesproken. Allemaal met als doel om kinderen sterk en zelfbewust te maken in hun groei naar volwassenheid.
Fides is alom aanwezig in de school. De Fides-symbolen staan op een centrale plek in de klas en worden als dat nodig is vrijwel dagelijks gebruikt om situaties uit te leggen of om een gesprek op gang te brengen. Ook in de rest van de schoolgebouwen zijn de symbolen en de taal van Fides, visueel gemaakt.
Symbool 1: de rugzak
We leggen kinderen uit dat iedereen als het ware een onzichtbare rugzak heeft. De hele dag maken we van alles mee en dat levert –samen met onze gedachten- allerlei gevoelens op. Deze gevoelens verzamelen we in onze rugzak.
Fijne gevoelens zijn geen probleem maar een opstapeling van minder fijne gevoelens levert een zware rugzak op. Een kind snapt dat je anders reageert als je vooral ‘blij’ en ‘tevreden’ in je rugzak hebt, dan wanneer je de gevoelens ‘boos’ en ‘teleurgesteld’ overheersen. Toch nemen wij deze informatie niet altijd mee in de beoordeling van anderen. Zo kunnen we een kattige of boze opmerking van de ander gemakkelijk on onszelf betrekken terwijl het misschien meer zegt over de inhoud van de rugzak van die ander.
Wat in onze rugzak zit, bepaalt dus mede ons gedrag. Het is fijn als we hem zo leeg mogelijk houden wat betreft de vervelende gevoelens. We leren de kinderen dat we onze rugzak leeg kunnen maken door over de inhoud te praten en er niet voor weg te lopen. Soms hebben we de neiging om –vanwege uiteenlopende redenen- vervelende gevoelens liever diep weg te stoppen in de rugzak en er bijvoorbeeld een laagje 'blij’ overheen te doen. Doen alsof het er niet is. Door juist over de inhoud van de rugzak te praten met kinderen maak je hen sociaal sterker en weerbaarder en leren ze rekening te houden met de gevoelens en het gedrag van anderen. Zo kunnen ze meer incasseren.
Symbool 2: ojee/oké kastje
Ons gedrag wordt erg bepaald door wat we denken. Door ‘ojee en oké gedachten’ te herkennen, krijgen we inzicht in ons gedrag. We leren hierdoor anders te handelen en daarmee de (vaak) irreële angsten en onzekerheden positief om te buigen.
Veel gedachten beginnen, of kunnen beginnen met het woord “Ojee”. Bijvoorbeeld:
Ojee, straks ben ik alles van topgrafie vergeten;
Ojee, als mijn spreekbeurt maar net zo goed gaat als gisterenavond thuis;
Ojee, als ze maar niet gaan lachen straks;
Ojee, dit lukt me nooit
Dit soort gedachten noemen we ‘Ojee-gedachten’.
Tegenover ‘Ojee-gedachten’ staan ‘Oké-gedachten’.
Bijvoorbeeld:
Oké, mijn topotoets gaat me lukken, want ik heb goed geleerd;
Oké, Ik heb gisteren laten zien dat ik mijn spreekbeurt goed kan doen, dus het lukt me vandaag ook wel;
Oké, mijn klasgenoten zijn heus wel aardig en ik mag vertrouwen op mezelf, dus als er wordt gelachen is dat helemaal niet rampzalig;
Oké, ik ga het proberen en leren en bovendien mag ik fouten maken, dus.
Om met kinderen praktisch aan de slag te gaan met het principe van ‘Ojee – Oké gedachten’ gebruiken we het Ojee – Oké kastje. We stellen ons voor dat er in ons hoofd een kastje met twee lades zit. Een lade voor Ojee-gedachten en een lade voor Oké-gedachten.
Met de kinderen gaan we ontdekken uit welk laatje hun gedachten komen.
Vaak hechten we veel betekenis aan dat wat we denken, zonder na te gaan of de gedachten wel echt waar zijn en waar ze vandaan komen. Meestal hebben we achteraf de ervaring “dat we ons druk hebben gemaakt om niks”.
Ook kunnen we uitleggen aan de hand van het kastje dat sommige van onze gedachten uitkomen omdat we er zo sterk in geloven. Bijvoorbeeld: De gedachte “dat rekenwerk is te moeilijk, het lukt me nooit”. Alle energie die je stopt in die gedachte kun je niet aan het rekenwerk besteden. Logisch dat het er dan niet eenvoudiger op wordt.
Een Ojee-gedachte is een door jezelf gemaakte gedachte die je het beste kunt herkennen aan het vervelende gevoel dat ermee gepaard gaat. Op het moment dat je de Ojee-gedachte herkent, kun je het andere laatje openen om er bewust een Oké-gedachte van te maken.
Vechten tegen Ojee-gedachten en proberen ze niet meer aan te maken, heeft geen zin. Het is immers erg moeilijk om NIET aan iets te denken, tenzij je bewust aan iets anders denkt. Dit is het Ojee – Oke principe: Ojee, je mag er zijn, maar ik geef je geen aandacht en ik ga op zoek naar de Oke-gedachte. In een stappenplan ziet dat er als volgt uit:
Signaleer het gevoel;
Zoek de Ojee-gedachte;
Beoordeel of deze reëel is;
Maak de Oké-gedachte.
Symbool 3: de sleutelbos
We zouden een probleem kunnen zien als een gesloten deur. Om de deur te openen heb je een passende sleutel nodig. Als je een bos vol sleutels hebt en je weet niet welke de goede is, dan zit er niets anders op dan te proberen, net zo lang tot je de goede hebt gevonden. Zo proberen we kinderen uit te leggen dat het bij het oplossen van een probleem belangrijk is om te blijven proberen en niet op te geven. Vaak zijn we geneigd om steeds dezelfde strategie te gebruiken, dezelfde sleutel, ook als gebleken is dat deze niet werkt. Er kunnen dan beter andere sleutels worden gepast.
Dit geldt natuurlijk voor elk denkbeeldig probleem, maar bij Fides beperken we ons met het symbool van de sleutelbos tot problemen die hebben te maken met zelfvertrouwen en weerbaarheid van kinderen.
In de praktijk werken we met een echte sleutelbos met wel dertig sleutels. Aan die sleutelbos zit ook een opvallende, grote sleutel. Dit is de sleutel van ‘ik geloof in mijzelf’, ofwel ‘ik ben goed zoals ik ben’. Dit is steevast de eerste sleutel die we nodig hebben en die ons helpt zoeken naar een goede passende sleutel voor het probleem.
De sleutelbos is dus een hulpmiddel voor het denken in mogelijkheden en doorzetten bij het oplossen van een probleem of het bereiken van een doel.
Op het moment dat je kind denkt “dat kan ik niet” haal je de sleutelbos erbij. Zeker bij jonge kinderen is het van belang om een concrete en grote sleutelbos te gebruiken. Benadruk in het gesprek met je kind dat de eerste sleutel altijd is ‘ik geloof in mezelf, ik heb de mogelijkheid om iets op te lossen, ik ben goed zoals ik ben met mijn goede en minder goede kanten’. Ieder mens kan een heleboel goed en een heleboel minder goed. Dat is nu eenmaal zo! Ga er vanuit dat de sleutelbos altijd voorhanden is en dat de juiste sleutel er altijd bij zit.
Als ouder kun je de sleutelbos ook heel goed voor jezelf gebruiken. In plaats van snel te zeggen ‘wat een moeilijk kind’, kan de ouder fanatieker op zoek gaan naar sleutels. Misschien is je kind wel gebaat bij meer structuur. Het kind kan behoefte hebben aan meer humor. De lat wordt misschien wel te hoog gelegd door ouders of er worden te weinig complimenten gegeven. Gesprekjes met voldoende invoelingsvermogen, op rustige momenten kunnen dan welkom zijn.
Sleutels die het proberen waard zijn. Hoe meer sleutels je gebruikt, des te groter het resultaat.
Symbool 4: de ballon
De ballon staat voor zelfvertrouwen. Aan de staat van de ballon is af te lezen hoe het met de zelfacceptatie (100%) gesteld is. Zelfvertrouwen en zelfacceptatie zijn immers nauw met elkaar verbonden.
De ballon zetten we in om kinderen het belang van een goede houding en uitstraling te laten zien en te leren. Bij het werken aan zelfvertrouwen, opkomen voor jezelf, is het belangrijk om een goede houding aan te nemen. Dat is kinderen gemakkelijk te leren door zich een ballon voor te stellen in hun borst. Die ballon kun je leeg laten lopen. De schouders hangen dan, de ogen kijken meestal naar de grond en de ander zal je niet snel serieus nemen. We noemen dat dan ‘0-ballonnen’. Iemand met een lege ballon is vaak bang dat hij het niet goed doet, iets verkeerds zal zeggen, uitgelachen zal worden, er toch niet bij hoort, niet leuk, dapper, aardig, enzovoort is.
Als iemand duidelijk wil zijn is het belangrijk dat de ballon opgeblazen is. Je staat dan rechtop en kijkt de ander aan. Je stem zal zich vrijwel automatisch aan die houding aanpassen. Houding en stem zorgen er voor dat de ander je sneller serieus neemt. We praten dan over ‘1-ballon’. Kinderen geven aan dat deze ‘1-ballon’ fijn voelt en dat iemand met ‘1-ballon’ aardig over zichzelf denkt.
Iemand die voelt dat zijn ballon leegloopt, kan dat zo vervelend en gênant vinden dat hij dat probeert te verbergen door extra veel lucht in de ballon te doen. Genoeg lucht voor ‘10-ballonnen’. Zo noemen we dat ook. Als je goed kijkt zie je dan onder het stoere-, clowneske- of pestgedrag de onzekerheid. Met ‘10-ballonnen’ kan het ook zijn dat iemand alles heel goed wil doen, het liefste de beste wil zijn en daardoor bijvoorbeeld slecht tegen zijn verlies kan. Daaronder zit de angst om niet goed genoeg te zijn: De overtuiging dat je pas iemand bent als je presteert!
Het symbool van de ballon is uitdrukkelijk geen correctiemateriaal. Het mag eerder een cadeautje zijn. “Je verdient het om ‘1-ballon’ te zijn. Je bent goed zoals je bent. Geloof maar in jezelf. Je bent het waard om ‘1-ballon’ te zijn. Het aannemen van een goede houding (‘ballon 1’) ondersteunt positieve gedachten en andersom.
Symbool 5: de domino
Beeldt meeloopgedrag uit en geeft daarmee inzicht in groepsprocessen. Met voldoende moed en zelfvertrouwen (1 ballon) lukt het steeds beter om ons niet mee te laten voeren, maar om ‘eruit te stappen'.
Hoe voel ik me binnen de groep? Geaccepteerd en gesteund? Veilig of afgewezen? Eenzaam? Onveilig? Is er eenheid of zijn er groepjes? Waar wil ik bij horen? Welke overtuigingen heb ik? Heb ik het idee dat ik iets moet doen om erbij te horen? Welke gedachten heb ik over mezelf? Ben ik een beetje tevreden met wie ik ben? Denk ik dat anderen zo over mij denken?
Al deze gevoelens, gedachten en overtuigingen bepalen mijn gedrag. En ieders gedrag binnen een groep beïnvloedt weer het gedrag van de anderen.
Om voor kinderen dit gedrag zichtbaar te maken, gebruiken we de domino. Daarbij gaan we er vanuit dat 1 kind de domino start en zo probeert -al dan niet bewust- anderen mee te krijgen. Het kind dat start begint niet uit het niets, maar wordt van binnenuit getriggerd.
Stel dat het kind bijvoorbeeld een rekenopdracht moet uitvoeren en dat hij of zij dat lastig vindt (of er faalangstig over is), dan zou het kunnen dat het kind binnen het tafelgroepje een ‘kletsdomino’ start.
De vraag is wie er mee doet en waarom? Zit er bijvoorbeeld een kind in het groepje dat graag ‘gezien wil worden’ door de starter, dan zal het waarschijnlijk meedoen. Bevindt er zich ook een kind in het groepje dat bang is om ‘buiten de groep te vallen’, dan is de kans groot dat de domino een feit wordt.
Zo kunnen er bijvoorbeeld ook ‘pestdomino’s’, ‘buitensluitdomino’s’, ‘clowndomino’s’, en ‘stoerdomino’s’ vallen. We gaan er vanuit dat ook de starters van dergelijke domino’s beginnen omdat ze zich op de een of andere manier niet prettig voelen en/of negatieve gedachten hebben. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat ze niet leuk of grappig genoeg zijn om zich een plekje te verwerven binnen de groep. Uiteraard heeft dit te maken met een ‘Ojee-gedachte’ (zie Ojee-Oké) maar waarschijnlijk ook met meerdere voor hen negatieve ervaringen.
Met een echte domino die de kinderen bij ons op school hebben gemaakt van houten blokken, laten we regelmatig het verschil zien tussen meedoen en eruit stappen. Ze begrijpen vaak goed dat je om ‘eruit te stappen’ zelfvertrouwen nodig hebt (of in Fides-termen een 1-ballon moet zijn). Als de domino valt, dan zijn we met elkaar even het gevoel kwijt van ‘ik ben goed zoals ik ben’.
Symbool 6: de Matroesjka
De Matroesjka is een hulpmiddel om onszelf en anderen duidelijk te maken hoe wij ons voelen. Het helpt je om fijne en minder fijne gevoelens te accepteren en om er beter mee om te gaan. Ze zijn er en gaan ook weer voorbij. Het kan je ook laten zien dat gevoelens, over iets dat niet met jou te maken heeft, te diep binnenkomen. Je kunt leren om los te laten. Ook kun je makkelijker aan anderen uitleggen hoe je je voelt.
Symbool 7: 100% oké
100% gaat over dat je goed bent zoals je bent. Gewoon... omdat je er bent! Je accepteert wie en hoe je bent en dat kun je ook aan je zien. Je zult merken dat je dan best vaak een 1-ballon bent.